Het vakgebied van de omgevingswetenschappn is de afgelopen decennia drastisch veranderd. Een strikte scheiding tussen natuur en samenleving binnen mens-omgevingsonderzoekonderzoek maakt steeds meer plaats voor interdisciplinair systeemdenken. Dit erkent de beperkingen van simplistische, unidirectionele relaties en houdt rekening met de onderling verweven interacties die door tijd en ruimte veranderen. Deze verschuiving viel samen met, en werd mede mogelijk gemaakt door, snelle methodologische ontwikkelingen. Big (geografische) data biedt enorme mogelijkheden om complexe vraagstukken rondom mens-omgevings-interacties te ontrafelen.
Een eerste golf van vooruitgang vond plaats door het gebruik van GIS en remote sensing: multidimensionale representaties van onze wereld helpen ons de complexiteit van het milieu beter te begrijpen. De afgelopen jaren, mede dankzij biogeografen, is de wetenschap ook inclusiever geworden door crowdsourcing en burgerwetenschap. Burgerwetenschap ontwikkelt zich steeds meer als een op zichzelf staande discipline, met als doel wetenschap te bedrijven in en met de samenleving.
Gezamenlijk hebben deze ontwikkelingen ook mijn eigen onderzoek gevormd. In de afgelopen jaren heb ik expertise ontwikkeld in omgevingsrisico's. Van geo-spatiale modellering van natuurrampen (D-SIRE en HARISSA-projecten) tot het begrijpen van de ruimtelijke en temporele dynamiek van door vector-overgedragen ziekten (ATRAP, SNIS) en, meer recentelijk, de verspreiding van microvezels in het milieu (META). Mijn onderzoek wordt gekenmerkt door een transdisciplinair ontwerp, waarin geo-spatiale modellering wordt geïntegreerd met nieuwe databronnen, zoals zeer hoge resolutie remote sensing en burgerwetenschap.
Citizen Science (CS) - de praktijk waarbij leden van het algemene publiek wetenschappelijk onderzoek uitvoeren of eraan deelnemen - wordt steeds meer erkend vanwege de bijdrage aan wetenschappelijke vooruitgang, het aanpakken van complexe vraagstukken, het monitoren van SDGs en het beïnvloeden van beleid. Deze verwachtingen komen voort uit twee perspectieven: het Productiviteitsperspectief, dat de voordelen van CS voor de wetenschap benadrukt (bijv. het mobiliseren van middelen, het opschalen van gegevensverzameling), en het Democratiseringsperspectief, dat de potentie van CS onderstreept om de kloof tussen wetenschap en samenleving te overbruggen en gemeenschappen te versterken. Het integreren van beide perspectieven is essentieel om complexe duurzaamheidsuitdagingen aan te pakken.
Deze integratie brengt echter potentiële afwegingen in onderzoeksontwerp met zich mee. Toch blijft onderzoek naar best practices zeldzaam, waardoor het moeilijk is om de wetenschap van burgerwetenschap systematisch te bevorderen. Binnen de Productiviteitsvisie blijven bijvoorbeeld kritieken op datakwaliteit bestaan, terwijl de Democratiseringsvisie wordt uitgedaagd door het exclusieve karakter van sommige CS-initiatieven, waardoor toegankelijkheid en inclusiviteit worden beperkt. Ondanks deze uitdagingen behandelt beperkte literatuur CS-afwegingen of de interdisciplinaire methodologische complexiteit ervan. Velen zien CS nog steeds als aanvullend in plaats van integraal voor wetenschappelijk onderzoek en maatschappelijke verandering. CS heeft echter een substantieel wetenschappelijk en maatschappelijk potentieel, waarvoor gerichte onderzoeksinspanningen nodig zijn die methodologische nauwkeurigheid, inclusiviteit en impactmeting verbeteren om de belofte ervan volledig waar te maken. In mijn onderzoek neem ik een interdisciplinair perspectief op burgerwetenschap aan, met een specifieke focus op:
methoden voor gegevenskwaliteitsbeoordeling en de implicaties voor modellering
motivatie van deelnemers: testen van methodologische kaders
citizen science als een middel om duurzaamheidstransformaties te bevorderen
inclusieve citizen science