John Grin over zijn rol als mede-grondlegger van het transitiedenken
19 november 2024
Centraal in de werkwijze van SEVEN staat het concept systeemdenken, een wetenschappelijke benadering waarbij voor het oplossen van problemen wordt uitgegaan van het geheel van onderdelen die met elkaar in verbinding staan en elkaar continu beïnvloeden. Deze methode ligt aan de basis van het transitiedenken, door John gedefinieerd als: het inzicht dat grote veranderingen binnen één maatschappelijke praktijk, bijvoorbeeld de introductie van een nieuw product, ook altijd vragen om veranderingen binnen andere praktijken zoals consumptie en distributie, en daarnaast ook structurele aanpassingen vereisen van regels, infrastructuren en logica’s.
John: ‘Juist omdat de Universiteit van Amsterdam zo’n brede en grote universiteit is waarvan alle faculteiten internationaal hoog staan aangeschreven en dus specialisten telt op talloze terreinen, is de UvA voor deze systemische benadering bij uitstek goed gepositioneerd.’
Het eerste zaadje voor deze nieuwe manier van denken werd geplant toen John rond 1995 aan een paar grote duurzaamheidsprojecten werkte, waaronder een casestudy over landbouw. Het was een eyeopener voor hem toen hij merkte dat zelfs de daarbij betrokken, zeer gedreven en ondernemende professionals die graag wilden verduurzamen, daar niet in slaagden, en hij zich realiseerde dat het dan dus niemand zou lukken.
John: ‘Het punt was dat het letterlijk hun macht te boven ging. Soms zat er wetgeving in de weg, soms gevestigde verdienmodellen, soms ketenafspraken, altijd iets wat een individu in zijn eentje niet kon oplossen. En toen dacht ik: dat zijn dus systeemvraagstukken.’ Hij realiseerde zich ook dat het in veel gevallen niet om bewust gecreëerde belemmeringen ging, maar om de logische gevolgen van de naoorlogse intensivering van de landbouw. De ketens en wetgeving waren simpelweg nog steeds ingericht om te passen bij de daarbij behorende productieprocessen.
De kern van het duurzaamheidsvraagstuk is het vooruitgangsdenken
John: ‘De kern van het duurzaamheidsvraagstuk is het vooruitgangsdenken, het onder controle brengen van de werkelijkheid middels wetenschap en techniek om welvaart te creëren. Maar die natuurlijke werkelijkheid begint nu terug te praten en we zullen dus weer ín en mét die natuurlijke werkelijkheid moeten leren leven.’
John: ‘Als je ergens een woonwijk neerzet moet je nadenken over de vraag of het watersysteem op die plek wel een woonwijk aankan. De bepaalde lokale eigenschappen worden gelukkig steeds meer het uitgangspunt voor planvorming: van bodem, water, natuurlijke hulpbronnen en infrastructuur tot de verwarming van de geplande woningen via bijvoorbeeld warmte-koudeopslag in een nabije gracht of aansluiting op een warmtenet. We moeten meer gecontextualiseerd gaan denken; het denken in termen van universele oplossingen die op elke plek kunnen worden uitgerold is juist het probleem, niet de oplossing.’
John is van oorsprong natuurkundige, maar zijn grote maatschappelijke betrokkenheid en interesse voor vernieuwend onderzoek deden hem in 1992 overstappen naar de sociale wetenschappen. Daar kon hij met zijn specifieke kennis een grote bijdrage leveren aan onderzoek naar sociale vraagstukken op het gebied van milieu, landbouw, energie en gezondheid waarin wetenschap en techniek een grote rol spelen.
John: ‘Ik ontmoette zoveel gedreven, gepassioneerde mensen die er niet uitkwamen, echt mooie mensen, mensen die de wereld willen veranderen en dat zo radicaal doen dat ze met hun kop tegen de muur lopen en dan nog niet afhaken. En als je dan, zoals ik, door de belastingbetaler wordt betaald en de gelegenheid hebt om vrij na te denken, een beetje afstand te nemen, dan geeft je dat een bepaalde verantwoordelijkheid, plus natuurlijk de gein om deel uit te mogen maken van die wereld.’
In de jaren die volgden ontwikkelde John, in samenwerking met onder meer de Universiteit Wageningen, de eerste systeeminnovatiemethode die ‘echt op de huid van de werkelijkheid’ zat, zoals hij het zelf noemt. Rond die tijd kwam hij ook in contact met Johan Schot en Jan Rotmans.
Schot had de politieke en sociale geschiedenis van Nederland in de 19e eeuw herschreven aan de hand van de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen en de bijbehorende systeemtransities. Rotmans was in Maastricht benoemd tot hoogleraar en hield zich bezig met complexe-systementheorie en transitiemanagement, die het mogelijk maakten om vanuit een bepaalde voor de toekomst gewenste situatie terug te redeneren en te bedenken wat er dan nu zou moeten gebeuren om die te bereiken.
Na een aantal ontmoetingen ‘op zolder’ in Utrecht en met behulp van een grote subsidie richtten de drie mannen in 2005 samen met enkele anderen waaronder Derk Loorbach en Ruud Smits, het ambitieuze Dutch Knowledge Network on System Innovations and Transitions (KSI) op. Hun doel was om van transitiestudies een zelfstandig vakgebied te maken. In het netwerk waren zowel de praktische toepassingen als het internationaal uitdragen van het gedachtegoed stevig gewaarborgd.
En zo is het transitiedenken vanuit deze Nederlandse bakermat uitgegroeid tot een internationaal vakgebied met onderzoeksmethoden die wereldwijd door duizenden researchers worden toegepast. John is oprecht blij en trots dat het destijds door hen opgerichte tijdschrift Environmental Innovation and Societal Transitions nog steeds bestaat, net als de praktijkwebsite, en dat de jaarlijkse conferentie met onderzoekers van alle continenten, dankzij de inzet van mensen als Anna Wieczorek, inmiddels haar 15e editie heeft beleefd.
Ik ontmoette zoveel gedreven, gepassioneerde mensen die er niet uitkwamen, echt mooie mensen
Gevraagd naar zijn voorspelling van wat SEVEN over 5 jaar bereikt zal hebben, antwoordt John: ‘Dan hoop ik dat we bekendstaan als hét instituut om te helpen bij het oplossen van klimaatvraagstukken dankzij topwetenschappers die in interdisciplinaire samenwerking hun talent, maatschappelijk engagement en intellectuele drive inzetten om de complexe veranderingen te doordenken en uit te werken.’
John: ‘En dat de buitenwereld weet dat wij beschikken over een soort “wasstraat”, een mechanisme dat projecten omvormt tot interdisciplinaire projecten waarin het systeemdenken goed is ingebed; dat we kant en klare methoden op de plank hebben liggen, variërend van complexe systeemmodellen tot methoden voor backcasting; en dat de UvA inmiddels een masteropleiding Systeemdenken heeft.’
Elles Tukker